Bij Psalm 131
Ik kon voor dit zomernummer niet goed scherp krijgen waar ik over zou schrijven. Soms gaat er teveel om in je hoofd om er goed vat op te krijgen. Welke kant moet het dan op, wat kies je? Je herkent het misschien ook zelf wel: Hoe onrustig we kunnen zijn als mensen, in onszelf. We hebben allemaal onze eigen binnenwereld, met talloze gedachten en gevoelens die maar door ons hoofd kunnen gaan. Soms worden dingen helder, maar soms blijft het een brij.
Het kan van alles zijn wat in je rondgaat: zorgen over familieleden, ruzie, ziekte. Herinneringen. Iets wat iemand gezegd heeft. Angst is ook zoiets wat je niet met rust laat. Of verdriet.
En soms is het ook gewoon te veel, alles wat op ons afkomt aan nieuws en prikkels, wat er allemaal gebeurt in de wereld, de problemen waar we ons met elkaar voor gesteld zien: Oekraïne en Rusland. Stikstof en de boeren. De klimaatcrisis. De woningcrisis. De asielcrisis. Wantrouwen tegen de overheid. De stijgende prijzen. Honger in Afrika. Etcetera... En dan nog weer alle meningen daarover. Je wordt er makkelijk door overspoeld. Wie kan dat allemaal nog overzien? Wie kan daar nu echt een afgewogen mening over vormen? En moet dat eigenlijk altijd? Is dat niet te groot, te hoog gegrepen?
Zo kan er in onze gedachten van alles rondgaan. Het lijkt soms wel alsof we amper invloed hebben op onze gedachten. Dat we dat niet zelf in de hand hebben. Zijn we dan overgeleverd aan onszelf, en aan onze eigen gedachten en belevingen? Wat zitten we eigenlijk vreemd in elkaar als mens. En onrustig.
Maar, als ons hoofd zo werkt, als we zo in elkaar zitten als mens, waar vinden we dan nog rust? Hebben we daar zelf invloed op? Kunnen we zelf die rust vinden? Werkelijke rust, de rust van een diep vertrouwen?
Wat zijn de woorden van Psalm 131 dan mooi. Een verademing. In alle onrust brengt dit eenvoudige gebed je bij een andere laag in je zelf. De laag van onze ziel. Als de plek waar we met God verbonden zijn. Daar heerst niet langer de onrust van allerlei zorgen en gedachten - Nee, het is stil geworden. Je wordt tot rust gebracht. Want op de laag van je ziel ben je het niet langer zelf die de last van al die zorgen moet dragen - je voelt dat je wórdt gedragen. Als een kind op de arm van zijn moeder.
En als de zomer een tijd is voor ontspanning en rust – dan wens ik je toe dat je zó tot rust mag komen.