• Donderdag 25 april 2024. Oranje-orgelconcert door Harm Hoeve

    Donderdag 25 april 2024. Oranje-orgelconcert door Harm Hoeve

  • 30 april - 14 juni 2024

    30 april - 14 juni 2024

  • 09 mei 2024

    09 mei 2024

De eerste kerken werden vaak op oude Germaanse offerplaatsen gebouwd. De bevolking was gewend om op zo’n plek samen te komen. Zo zal het ook in Epe zijn geweest. Op zo’n plaats waar tussen 1125 en 1150 het oudste deel – het onderstuk van de toren – werd gebouwd, moet vrijwel zeker eerst een houten kerk hebben gestaan. Het was een rechthoekig gebouw met een eenvoudig dak.

De oudste delen van de Veluwse kerktorens dateren uit de 12e eeuw. Net als die in Epe zijn de meeste van tufsteen. Veel kerkgebouwen werden bij uitbreiding in de richting van het koor en in de breedte vergroot, zodat de plaats van de toren ongewijzigd bleef. Wel werden de torens naar boven vergroot. Het onderste deel is dan ook meestal het oudste – nog zichtbare – deel van de kerk. Dit is in Epe ook het geval.

De belangrijkste reden voor de bouw van een kerktoren is het onderbrengen van de klokken. Deze geven uiting aan het bijeenkomen op een religieuze plaats. Ook hadden de klokken een alarmfunctie bij brand of dreigend hoog water. Torens zijn ook bedoeld als oriëntatiepunt. Van verre kon de reiziger een nederzetting herkennen. Bij de Epertoren kon tot nu toe niet worden aangetoond dat bij de eerste fase van bouw (12e eeuw) er al klokken aanwezig waren. Wel is bekend dat bij een verhoging, mogelijk rond het midden van de 13e eeuw, ze er wel hingen. Het grondvlak van de toren werd in 1125 al direct zo groot als het nu nog is, 7,22 x 7,34 meter. De hoogte zal ongeveer 15 meter zijn geweest, nl. tot even boven de tweede lijst, die versierd is met ronde Romaanse vlechtboogfriezen. Het fundament van de toren, evenals dat van de gehele kerk, rust op een bed van veldkeien. Het muurwerk van de onderste 2 geledingen van de toren bestaat uit kistwerk, d.w.z. 2 evenwijdige muren waarvan de tussenruimte is opgevuld met restmateriaal. Dit kan bestaan uit resten tufsteen, veldkeien en hier ook brokken ijzeroer. De specie houdt het geheel bij elkaar. Tuf- of duifsteen is een vulkaangesteente uit de Eifel. IJzeroer is een ijzeroxide, dat in grote en kleine brokken veel in de omgeving werd gevonden.

Uit een akte van 1176 blijkt dat de kerk van Epe een moederkerk was, waaraan de kerken (kapellen) van Hattem, Heerde, Vaassen, Vorchten en Oene toen nog ondergeschikt waren. Een moederkerk is te herkennen aan het “moederkruis”: een kruis waarbij op de twee zijarmen een klein kruis staat.

De oude kerk, die bij de lage toren hoorde, had een oppervalk van ca. 7,22 x 16 meter. De punt van het dak was ongeveer 10 meter hoog. De muren van deze kerk waren ook van tufsteen. In het midden van de 13e eeuw vond een grote verbouwing in vroeg-gotische stijl plaats. De toren werd 4 ½ meter verhoogd tot het 2de fries en kreeg aan 4 zijden galmgaten, die in het midden waren voorzien van deelzuiltjes. Men mag aannemen dat er toen al een klok in de toren hing. De kerk werd in de lengte niet vergroot, maar wel verbreed waarbij de zijmuren van de oude kerk werden afgebroken. De breedte werd ca. 10 meter, waardoor de kerk ongeveer zo groot werd als het huidige schip.

Aan het einde van de 14e eeuw werd begonnen met een grote verbouwing, die geleid heeft tot het huidige kerkgebouw, de “derde kerk”. Pseudo-basiliek is de naam van dit type kerk, een rechthoekig door pilaren geschieden driebeukig bouwwerk; vanwege doorlopende zadeldak zijn er alleen ramen in de zijbeuken. In het verlengde van de middenbeuk bevindt zich het koor met een halfronde afsluiting. De laatste groeifase kenmerkt zich door een tamelijk snelle bouw van de opeenvolgende onderdelen. De verbouwing blijkt rond 1415 met wederom een verhoging van de toren zijn voltooid. De toren werd met 10 meter verhoogd, waardoor de hoogte van het stenen deel, de torenromp, 26 meter werd. Hierop werd een houten spits gebouwd van ruim 20 meter, bedekt met lei en bekroond met een bal, het moederkruis en de haan. De galmgaten uit de 13e eeuw werden dichtgemetseld en de deelzuiltjes in de nieuwe galmgaten geplaatst.

Het toen vergrootte koor en schip waren nodig i.v.m. de veranderde liturgische eisen, uitbreiding van het aantal altaren en bevolkingsgroei. De snelle bouw zou verklaard kunnen worden uit het feit dat Epe onder het bisdom Utrecht viel dat de bouw grotendeels financierde. Deze vermogende instantie heeft de bouw mogelijk gemaakt, omdat een kleine kerkelijke gemeente als Epe een kostbaar gebouw als een kerk niet volledig kon financieren. Voor de bouw was men sterk afhankelijk van bouwmaterialen uit Duitsland. Uit een oogpunt van kosten besparing zijn ook bouwmaterialen van de voorgaande kerken gebruikt in het huidige kerkgebouw.

Na de middeleeuwen veranderde er weinig aan het exterieur. Toch moet er in de loop van de tijd groot onderhoud zijn gepleegd (restauratie). Zo werden in de loop van de 20e eeuw de ijzeren ramen uit 1857 vervangen door glas-in-lood. Na de Tweede Wereldoorlog werden restauraties uitgevoerd in 1961 – ’62 en 1993 – ’94. Tijdens de laatste werd een beperkt bouwhistorisch onderzoek verricht, waaruit het volgende naar voren kwam: de torenspits, de kappen van het schip en het koor blijken bij een timmerplaats te zijn besteld en in onderdelen naar Epe vervoerd.

Het is niet aantoonbaar dat telkens dezelfde timmerplaats de bouwonderdelen leverde. Dendrochronologisch onderzoek (jaarringen onderzoek) dateerde een onderdeel van de toren op 1515 plus of min 8 jaar en 2 monsters uit de houtconstructies van het schipdak op 1401 plus of min 6 jaar. Hierdoor blijkt de kerk 50 jaar ouder te zijn dan tot nog toe werd aangenomen.

 

Joomla! Foutopsporingsconsole

Sessie

Profielinformatie

Geheugengebruik

Database zoekopdrachten