Spirituele transformatie
Vlak voor mijn vakantie heb ik nog even snel een boek van Tómas Halík doorgezoeft die ik al een tijdje op een stapel had liggen. Boeken van deze Tsjechisch priester-theoloog worden veel gelezen.
Ik volg hem niet in alles, maar hij zegt best rake dingen.
In De namiddag van het christendom -op die titel kom ik terug- werkt Halík uit dat we vandaag niet in een ‘tijdperk van verandering’ leven maar de ‘verandering van een tijdperk’ beleven.
Daarin verschuiven religieuze vormen. Het is allemaal eerder gezegd: traditionele kerken lijken op opdrogende rivierbeddingen terwijl een stroom van nieuwe spiritualiteit als levend water oude oevers overspoelt en nieuwe beddingen vormt. Wij moeten -aldus Halík- deze tekenen van de tijd verstaan en een wending naar Christus-georiënteerde spiritualiteit maken om weer kerk van de toekomst te zijn.
Let op, het gaat niet alleen om vormen, maar om een fundamentele wending in theologie en geloofspraktijk.
Als het evangelie in de aarde van de huidige tijd wil ontkiemen dan moeten onze diensten, liederen en preken en alle kerkelijke activiteiten niet alleen raken aan rationele en emotionele lagen maar doorstoten tot de dieptelagen van de ziel. Halík ziet de kerk als school voor christelijke wijsheid, als spirituele oase van ontmoeting, contemplatie en aanbidding. Ik ben dat heel erg met hem eens. Hiermee zou ook die rijke traditie van levenswijsheid ontsloten kunnen worden die de kerk vanaf de vroege woestijnvaders in zich draagt.
Ik merk wel dat ik voorzichtiger ben dan de vurige Halík. Nuchterder misschien. Om bij mijn eigen PKN te blijven, 20 jaar geleden zagen we her en der de eerste ritselingen van nieuwe zoek-bewegingen.
Ik maakte daar zelf deel van uit. De meditatiebeweging Vacare ontstond, er werd mystieke omgang met God beoefend, pastores gingen geestelijke begeleiding aanbieden.
In sommige kerken ontstond een nieuwe bedding. Maar in een groter aantal kerken ook duidelijk niet. In de pioniersbeweging kozen een aantal plekken voor een spirituele, monastieke of contemplatieve richting.
Veel plekken zijn tot op vandaag fris en voedend. Maar wel voor een beperkte groep. Er blijkt vaak niet genoeg draagkracht te zijn voor een soliede brede gemeenschap, die zich ook organisch met een dorp of stadsdeel kan verweven. Nog iets: menig spirituele zoeker en vinder heeft de kerk allang verlaten.
Dat klinkt zuur, en ik ben helemaal niet zuur. Maar de ‘blijvers’ zaten echt niet te wachten op een nieuwe koers. Dus er ontstond niets nieuws.
Halík is vol vuur en ziet het voor zich. Ik denk, eerlijk gezegd, dat de tijd niet helemaal rijp is, maar ik werk wel vanuit dit visioen.
Want ik geloof echt niet dat de kerk zal blijven zoals ze nu is. In die zin bevinden we ons echt in de ‘verandering van een tijdperk’.
Nog even over die ‘namiddag’. Je zou denken dat de dag ten einde is en alles afloopt.
Maar die term suggereert de nabijheid van de avond, waarop in het bijbels concept van de tijd een nieuwe dag begint.
Zodra de Morgenster aan de hemel verschijnt. Een fonkelende christelijke hoop!
Ds. Lex Boot.
Vuur in de lichtstad.
Ik schrijf dit vlak voor mijn vakantie, net na de sluiting van de Olympische Spelen. Wat een medailles, wat een triomf voor Nederland! Als u dit leest ligt dat alweer achter ons. De vlaggen zijn inmiddels opgerold, de Olympische vlam gedoofd. Toch haak ik er nog even op in, want die vlam fascineert me. Dat vuur was al half april in het plaatsje Olympia door de zon ontstoken met behulp van grote paraboolspiegels. Via een fakkel werd het naar Athene gebracht, om vandaar door de wereld te gaan. Duizenden renners mochten de vlam een eindje dragen. Op 8 mei arriveerde het vuur in Marseille, en vanaf daar begon de Relais de la Flamme Olympique door Frankrijk. Maar liefst 66 etappes met onderweg plekken zoals Carcassonne en Versailles. Honderdduizenden kijkers stonden langs de route. Misschien heeft u ook wel de openingsceremonie gezien waar het grote Olympische vuur uiteindelijk in de lichtstad Parijs werd ontstoken. Nee, dit is niet zomaar een vlam maar een oeroud ritueel.
In 776 voor Christus werden de eerste Spelen gehouden. In de tempel van Zeus werd het festijn aan de goden opgedragen. Ruziemakende steden werden opgeroepen tot vrede. Zolang het vuur brandde moest er vrede zijn. Er is een oude discus gevonden waarop zo’n periode staat beschreven. De verbinding tussen sport, religie en vrede heeft oude papieren. Helaas is wel dit ritueel intact is gebleven, maar de werking ervan verloren gegaan. Tot vrede hebben de spelen ook dit keer niet geleid, het geweld ging gewoon door. En Parijs is niet de ‘lichtstad met de paar’len poorten’ geworden. De problemen van de stad zullen weer voor hoofdbrekens zorgen. Maar misschien kan het beeld van die vlam ons wel inspireren tot het goede in de geschonden wereld van vandaag.
Van geheel andere orde is dat ik wel van de Spelen heb genoten. Ons lichaam is een godsgeschenk en -volgens Paulus- een tempel van de Geest. We mogen ons verrukken over haar schoonheid en mogelijkheid, ook in de sport. Die Griekse goden van de Olympus kunnen we erbuiten laten. Dezelfde Paulus heeft in de 1e eeuw te midden van die hele santenkraam op de Areopagus een nieuwe richting gewezen (Handelingen 17). Het vuur van JHWH -ánders dan de goden- en het licht van de opgestane Christus schept werkelijk vrede en heil. Het licht van de Paaskaars is daarvan een symbool. Dát vuur van gunnende liefde mogen wij ook in het nieuwe kerkelijke seizoen verder verspreiden. Een goede start van het nieuwe seizoen!
Ds. Lex Boot.
Anam Cara, het geheim van 'zielsvriendschap'
Vrienden zijn er in soorten. Ik ben verknocht aan mijn hardloopmaten. Na jarenlang twee keer per week trainen ken je elkaar behoorlijk. Bij elkaar over de vloer komen we echter niet, privé blijft privé. Dat is anders met onze gezamenlijke vrienden met wie we regelmatig eten en het leven met alle hoogtes en dieptes delen. Er zijn ook vrienden die al lang meereizen. We zien elkaar weinig maar kennen elkaar diep. Een enkeling zou ik soulfriend kunnen noemen. Met een soulfriend deel je net weer andere dingen.
De keltisch-christelijke traditie noemt het anamchara, een vriendschap die gevoed wordt vanuit aandacht voor de ziel. Anam is het Gaelische woord voor ziel en cara of chara voor ‘zorgende vriend’. Zo heb ik twee keer per jaar een afspraak met een collega in een ander deel van het land. Openingsvraag voor elke ontmoeting is -niet altijd zo expliciet uitgesproken maar wel wederzijds zo aangevoeld- wat God in ons aan het doen is. Nee, natuurlijk is dat niet altijd zo klip en klaar te benoemen. Het gesprek kenmerkt zich dan ook door een aarzelend tasten naar woorden. En door lange stiltes die verwijzen naar een geheimenis. Dit perspectief kleurt de vriendschap. We kijken naar bewegingen in ons innerlijk geestelijk landschap, naar verlangens en dromen, hobbels en weerstanden, naar die lokroep van de liefde en ritselingen van de Geest.
Een soulfriend…. je hoeft er maar een of twee te hebben, en soms merk ik dat het ook gebeurt tussen gemeenteleden. In de herbergzaamheid van de geloofsgemeenschap mogen we dit misschien wel eens meer durven, en er in al onze kwetsbaarheid ruimte voor maken. Stel je ervoor open, en wie weet komt er deze zomer iemand op je pad. Ik wens u en jou heerlijke zomerweken!
Ds. Lex Boot
Meer hierover weten? Lees bijvoorbeeld Anam Cara –mystiek uit de keltische wereld van de Ierse priester John O’Donohue
Vakantietijd
Een mens werkt om te leven.
Een mens leeft niet om te werken.
Een toerist ziet in een haven een bootje liggen waarin een visser ligt te slapen. Hij wil hier een foto van maken, maar de visser wordt wakker van het geklik van het toestel. Ze raken in gesprek.
De toerist vraagt of de visser nog gaat uitvaren.
De visser schudt van nee.
‘Hoezo niet?’, vraagt de toerist.
De visser antwoordt dat hij die ochtend een goede vangst heeft gehad en voor morgen en overmorgen genoeg heeft gevangen.
De toerist begrijpt niet waarom hij dan niet nog een keer gaat.
‘Waarom zou ik?’, antwoordt de visser.
De toerist raakt op drift en probeert de visser te overtuigen dat hij veel meer zou kunnen verdienen. Op den duur zou hij mensen in dienst kunnen nemen, een eigen rokerij kunnen beginnen, een visrestaurant openen en daarna nog één.
‘Maar wat dan?’, vraagt de visser.
‘Dan kun je met een gerust hart in de haven zitten, dommelen in de zon en naar de prachtige zee kijken’, roept de toerist enthousiast.
‘Maar dat doe ik nu toch al!’, antwoordt de visser.
Prediker 9 : 8
Het bestaan is leeg en vluchtig
en je blijft maar zwoegen onder de zon.
Geniet op alle dagen van je leven.
Dat is het loon dat God je geeft.
ds. Henriëtte de Graaf
GOA SITTEN, GOD IS ALL DOARNet over de grens van Twente kwam ik in Duitsland dit bankje tegen.
Het stond tegen de flank van een kerk.
Het voelde als een uitnodiging van God om te komen zitten.
‘God wacht op ons.
Laten wij stil worden voor een ontmoeting met Hem.’
Een gemeentelid vroeg mij waarom ik elke zondagse viering begin met deze woorden.
Het maakte indruk op haar. Ik vroeg haar waarom.
‘Nou, je zou denken dat wij op God wachten. Maar toen ik hoorde dat God hier op óns wacht kreeg ik er meteen een andere beleving bij.
Als God wacht dan kan het toch niet zo zijn dat ik Hem laat wachten?’
In onze Godshuizen wacht God op ons.
Het is zijn huis.
Het huis waar wij bij Hem welkom zijn.
Maar ook de wereld is zijn huis.
Het huis waar wij tijdelijk mogen wonen.
Om het vervolgens weer door te geven aan onze kinderen.
God is ten principale altíjd de eerste.
God sprak en het was er.
Doordat God sprak is er leven mogelijk.
Al bij het begin van ons leven
spreekt God zijn ‘welkom’ uit
bij de doop van onze kinderen.
God blijft heel dit leven op ons wachten.
Als de wachtende Vader op zijn -verloren- zoon/kind
die ver van het (gods)huis is gedwaald.
De tafel staat klaar. In dat huis.
Goa sitten, God is all doar.
ds. Henriëtte de Graaf
MIJN GENADE IS U GENOEG
We hebben uit volle borst Pasen bezongen en gevierd.
‘Wat is er nu wezenlijk opgelost, dominee?’, vroeg een gemeentelid nadien.
Weet u dat ik met mijn mond vol tanden stond? Ik denk niet zo in oplossingen, eerder in mogelijkheden. De weg van het geloof is er niet persé een van kant en klare antwoorden, maar wel van mogelijkheden die we aangereikt krijgen om verder te kunnen.
‘Ik kom over een week bij u op de koffie’, nodigde ik mijzelf uit. ‘Dan is er vast iets van een antwoord gerijpt.’ Dat vond hij goed.
En dan gaat de Geest broeden. Broeden rondom de woorden: ‘Mijn genade is u genoeg’. Deze woorden staan in de Bijbel in 2 Korinthiërs 12 : 9a.
Paulus heeft een probleem: een lichamelijke of psychische zorg kwelt hem. Hoe hij ook bidt, het wordt niet van hem afgenomen. En dan komen de woorden tot hem: ‘Mijn genade is u genoeg’.
Daar heb je het dan mee te doen …
Is dit nu het antwoord op je vraag?
Is dit nu de oplossing van je probleem?
Nee, maar misschien biedt het wel een manier om er mee om te gaan.
Zo schreef de Duitse theologe Dorothee Sölle een boek over haar scheiding. Haar huwelijk was vastgelopen. Ze bleef gevangen in zelfverwijt en gevoelens van onvermogen. Op eigen kracht kwam ze niet uit deze crisis.
Toen ze op een keer in de kerk was, werd haar een Bijbeltekst aangereikt. Woorden van God die Paulus ooit vernam: ‘Mijn genade is u genoeg’. Die tekst had haar tot dan toe nooit zoveel gezegd. Maar nu opende zich iets.
Ze schrijft hierover: ‘Ik dacht dat mijn leven mislukt was. Dat ík mislukt was. Maar ineens besefte ik dat mislukkingen erbij horen. Ze zijn het einde niet. God aanvaardt mij met mijn tekortkomingen. Met zijn genade mag ik het doen. Dat mag voor mij genoeg zijn’.
Dit binnen te laten, zette Dorothee weer op de been ( opstanding ). Het kruis kreeg voor haar een nieuwe betekenis: het gaf haar grond onder de voeten en opende een nieuwe weg.
We hoeven in ons leven niet alles zelf te doen.
Aanvaarding en liefde mogen voor ons de grond zijn van ons bestaan.
Het is Gods weg met ons, ons geschonken in Jezus Christus.
Weet u wat we bij de koffie aten? Gebak.
‘Want ik voorvoelde al dat we wat te vieren hadden’, zei mijn gastheer.
ds. Henriëtte de Graaf
REDDEN IS ZIJN AARD.
Twee monniken staan in de rivier hun kleding te wassen.
Opeens zien zij een schorpioen die dreigt te verdrinken.
Eén van monniken schept het dier op en zet het op de oever.
Terwijl hij de schorpioen redt, steekt het beest hem.
De monnik gaat verder met zijn waswerk.
Opnieuw valt de schorpioen in het water.
De monnik redt het dier voor de tweede keer.
Hij wordt opnieuw gestoken. De andere monnik vraagt hem:
‘Vriend, waarom ga jij ermee door de schorpioen te redden
terwijl je weet dat het zijn aard is om te steken?’
‘Omdat’, antwoordt monnik, ‘redden’ in mijn aard ligt.’
Dit verhaaltje vertelt ons in notendop iets over Jezus’ houding op weg naar Pasen.
Er is een spreekwoord dat zegt: ‘Hij heeft een aardje naar zijn vaartje.’ Dat wil zeggen: hij aardt naar zijn vader. Zo aardt Jezus naar God die Hij zijn Vader noemt. Hoe dan? Redden is zijn aard.
Als we Jezus volgen, zien we telkens dat Jezus er voor kiest om de weg te gaan die voor Hem ligt. God trekt niet van bovenaf aan de touwtjes, nee, Jezus kiest zelf. Het is de keuze voor dienen, de minste willen zijn, zijn eigen leven geven tot de dood toe.
En ondertussen is daar die andere weg waarop anderen door Hem bevrijd worden uit hun doodgelopen situatie. Het is de weg waarop zelfs de dood teniet gedaan wordt. Deze twee wegen komen samen in het kruis.
Zelfs aan het kruis scheldt Jezus zijn vijanden niet uit. Maar Hij zegt in plaats daarvan: ‘Vader, vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen.’ En ‘vandaag nog zul jij met Mij in het paradijs zijn’, krijgt de man aan het kruis naast Hem te horen. Woorden van redding, uitzicht en hoop. Van leven door de dood heen. Hierin mogen wij ons allen, hier en nu, meegenomen weten!
Zo maakt Jezus voor ons God doorzichtig.
Jezus: sprekend zijn Vader.
Redden is zijn aard.
ds. Henriëtte de Graaf
PLOEGEN IN DE VEERTIGDAGENTIJD
Terwijl zij hun weg vervolgden naar Jeruzalem, zei iemand tegen Jezus: ‘Ik zal U volgen waarheen U ook gaat…. .
Jezus zei tegen hem: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God.’
( Lukas 9 : 57,62)
Er kan veel gebeuren in ons leven.
Mensen stellen dan soms de vraag: ‘ Waarom? ‘
‘Waarom moest mij dit overkomen?’
‘Waarom komt dit op mijn pad?’
Een mens zoekt graag een verklaring.
Hij wil begrijpen.
Om iets een plek te kunnen geven.
Of om het iets dragelijker te kunnen maken.
De filosoof Kierkengaard ( 19e eeuw) zei eens:
‘Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden;
maar het moet voorwaarts worden geleefd.’
Dit past bij het beeld van de ploeger.
De ploeger moet vooruit kijken, naar een stip op de horizon.
Dan worden zijn voren recht. Als hij achterom kijkt, gaat het mis.
We mogen ons door de toekomst laten leiden.
Beter dan door ons vast te laten zetten door het verleden.
Zo trekken we de Veertigdagentijd door, de Stille Week in, richting Pasen.
De opstanding gloort.
ds. Henriëtte de Graaf